Ik heb dit al ooit uitgerekend en het antwoord was grappig. Stel dat we tien kandidaten hebben, vijf vrouwen en vijf mannen, en dat de eerste afvaller een vrouw is. We willen dan weten wat de kans is dat de Mol een vrouw is (of een man).
We weten dat als de Mol een vrouw is, er vier vrouwen en vijf mannen zijn die geen Mol zijn. De kans dat een vrouw als eerste afvalt is dan 4/9. Deze kans kan je opschrijven als de kans op een vrouwelijke eerste afvaller als je weet dat de Mol een vrouw is. Maar we willen weten wat de kans is op een bepaalde Mol (man/vrouw) als we weten dat de eerste afvaller een vrouw is: andersom dus. Om deze kans te bepalen, kan je het
theorema van Bayes gebruiken.
Hier begint een rekenpartij!
P(M=v|A=v) = P(A=v|M=v) * P(M=v) / P(A=v) (volgens theorema van Bayes)
P(A=v) = 50% (zonder voorkennis)
P(M=v) = 50% (zonder voorkennis)
P(A=v|M=v) = kans op vrouwelijke eerste afvaller bij vrouwelijke Mol = 4/9 (hadden we al uitgerekend)
P(M=v|A=v) = kans op vrouwelijke Mol bij vrouwelijke eerste afvaller = (4/9) * 50% / 50% = 4/9
En de kans dat de Mol een man is bij een vrouwelijke eerste afvaller is dan 1 - (4/9) = 5/9.
Nu wordt het lachen: deze berekening levert ons niks op! Want omdat de eerste afvaller een vrouw was, hebben we nu vier vrouwen en vijf mannen over. 1 van deze kandidaten is de Mol. Met deze groep is de kans dat de Mol een vrouw is natuurlijk 4/9 en de kans dat hij een man is 5/9. Al dat gereken was dus helemaal nergens voor nodig...