Broeders en zusters, dit is een afscheid.
Het valt mij droef te moede, maar het zij zo.
Ik ben door Broeder Mollemans terecht geroepen omwille van onwelvoeglijke uitlatingen tegenover een medebroeder Chriz.
Diezelfde Broeder Chriz die het wel mocht te vermogen om mijn wereldse identiteit los te laten in dit en aanpalende kloosters.
Dan pas ik liever.
Ik dacht dat het een spel was , een queeste. Wij zochten naar de mol, en probeerden de zandhengelaars ondertussen te ontmaskeren die zich tussen onze muren wilden ophouden. En natuurlijk maakten wij hen af en toe verdacht, en zelfs een heel klein beetje belachelijk. Maar daar moet elk ordelid maar tegen kunnen.
Niet enkel is deze filosofie ons niet in dank aangenomen, maar werden wij zelve in de ban van onze moeder de heilige kerk geslagen. U was echt wel streng, Broeder Dictionarius. De striemen op mijn zitvlak doen nog altijd zeer. En neen, het was geen private kwestie. Dat soort kwesties hebben wij hier nooit uitgevochten.
Als daarenboven nog onze heilige privasie geschonden wordt, is voor deze broeder de leut er wel af.
Broeder J. trekt zich terug in retraite, en zal wel op de fluorescerende flitsbeelden proberen uit te maken hoe de zaak Grijze Pij afloopt.
Maar voor hem stopt het spel hier.
Drank zal nog zijn deelgenoot zijn, maar conclaven des te minder.
Het is dus met echte pijn in het hart dat ik verdwijn, Broeders en Zusters, want u waart mij allen welgenegen.
Maar trop is nog steeds teveel.
Wat de opnames van DLS betreft, daarvoor heb ik al de nodige maatregelen getroffen met DLS zelve, en met Tante Nonneke, Xandragon en Gotcha.
De anderen zullen wel verstaan wat ik bedoel en door middel van de moderne communicatie met elkaar contact vinden en soelaas ook.
Het gaat u allen verder goed.
Nog één ding :
"Wie zoeken wil, blijft zoeken.
Wie vinden wil die vindt."
Weest nu allen gegroet.
Broeder J.