1. Wie niet sterk is, moet slim zijn.
2.
3. Liefde van de man gaat door de maag.
4. Op droog brood zitten
5. De hond gaat in de broodbak?
6. Gezelligheid kent geen tijd
7. Als een spin in het web.
8. De guldensnede
9. In het land der blinden is 1 oog koning.
10.
11. De druppel die de emmers doet overlopen.
12. Een barre tocht.
13. Twee kapiteins op 1 schip.
14. Het gras is altijd groener aan de overkant.
15. Een koekje van eigen deeg
16. Wat was er eerder, de kip of het ei?
17. Zijn neus ervoor ophalen
18. De een zijn dood is de ander zijn brood.
19. Een vreemde vogel.
20. De appel valt niet ver van de boom.
21.
22. De juiste snaar raken.
23.
24. Van een kale kip kan je niet plukken.
25. Een frisse neus halen
26.
27. Een hart onder de riem steken
28.
29. Een goede buur is beter dan een verre vriend
30. Iemand aan de haak slaan.
31. Hoge nood hebben.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38. Wie schrijft die blijft.
39.
40.
41. Spreken is zilver, zwijgen is goud.
42. Slapend rijk worden.
43.
44.
45.
46.
47.
48. Geld maakt niet gelukkig.
49.
50. Over 1 nacht ijs gaan.